Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huw·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen huwbaar huwbaarder huwbaarst
verbogen huwbare huwbaardere huwbaarste
partitief huwbaars huwbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

huwbaar

  1. geschikt om in het huwelijk te treden
    • Op dit feest waren alle huwbare meisjes van de stam aanwezig. 
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be