humiliëren
- Geluid: humiliëren (hulp, bestand)
- hu·mi·li·e·ren
- uit het Frans [1]
humiliëren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
humiliëren |
humiliëerde |
gehumiliëerd |
zwak -d | volledig |
- vernederen, beledigen
- zich bescheiden opstellen
- Het woord 'humiliëren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "humiliëren" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ humiliëren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be