huishond
- huis·hond
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huishond | huishonden |
verkleinwoord | huishondje | huishondjes |
de huishond m
- Canis lupus familiaris hond die men als huisdier houdt
- Huishond Jumpy kan zijn eigen naam schilderen: De Amerikaanse hondentrainer Omar Von Muller heeft zijn hond Jumpy een nieuw trucje geleerd. Het huisdier was al te zien op een skateboard, maar blijkt nu ook de fijne kneepjes van het schrijven enigszins onder de knie te hebben. [2]
- Onze ervaring is dat mensen dieren leuk vinden. Dat geeft afleiding, zorgt voor rust en de mensen kunnen hun gevoel kwijt bij dieren." Daarom loopt er een huishond rond in het voormalige Zomerlust: Kiwi. [3]
- Het woord huishond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huishond" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 29-12-15, Huishond Jumpy kan zijn eigen naam schilderen
- ↑ Tubantia 07-12-16 Zorg in Agelo ook voor ouderen uit Tubbergen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be