Nederlands

 
huishond
Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·hond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huishond huishonden
verkleinwoord huishondje huishondjes

Zelfstandig naamwoord

de huishondm

  1. Canis lupus familiaris   hond die men als huisdier houdt
    • Huishond Jumpy kan zijn eigen naam schilderen: De Amerikaanse hondentrainer Omar Von Muller heeft zijn hond Jumpy een nieuw trucje geleerd. Het huisdier was al te zien op een skateboard, maar blijkt nu ook de fijne kneepjes van het schrijven enigszins onder de knie te hebben. [2] 
    • Onze ervaring is dat mensen dieren leuk vinden. Dat geeft afleiding, zorgt voor rust en de mensen kunnen hun gevoel kwijt bij dieren." Daarom loopt er een huishond rond in het voormalige Zomerlust: Kiwi. [3] 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen