Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·af·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisafval
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

huisafval m/o

  1. huishoudelijk afval; afval dat ontstaat door het voeren van een huishouding
     Op het terrein waar de brand in de loods woedde, kunnen burgers en bedrijven hun afval kwijt. In de loods waar het vuur ontstond, lag vooral huisafval. De brand was om 15.00 uur onder controle.[1]
     De containers zouden volgens de papieren metaalschroot, grond en huisafval bevatten, maar bij controle in januari vond de douane onder meer elektronicaschroot, asfalt, zand en plastic. Bovendien kwam er uit sommige containers een onbekende witte vloeistof. Bij verder onderzoek werden ook giftige zware metalen en zwavelzuur gevonden.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Beperkt asbest bij brand Strijen” (Zaterdag 27 april 2013, 17:36), NOS
  2.   Weblink bron “Indonesië stuurt giftig afval terug” (Vrijdag 16 maart 2012, 17:56), NOS