Huifkar in Tsjechië
  • huif·kar
enkelvoud meervoud
naamwoord huifkar huifkarren
verkleinwoord huifkarretje huifkarretjes

de huifkarv / m

  1. een wagen met een kap van zeildoek overdekt
    • “Acteren moet in je DNA zitten. Dat heeft iets zigeunerachtigs. Je moet de behoefte voelen om verhalen te vertellen. Had ik in de tijd van Shakespeare geleefd, dan zou ik op een huifkar van villa naar villa zijn gereden om te kijken of we ergens een show konden opvoeren.” [2] 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Diederik van Hoogstraten 18 mei 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be