• hout·hak·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
houthakken
hakte hout
houtgehakt
zwak -t volledig

houthakken

  1. inergatief het met een bijl in houtblokken hakken van boomstammen
    • We moesten elke dag houthakken om de kachel te laten branden. 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be