Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • houdt be·zig
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
bezighouden

houdt bezig

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich bezighouden
    • Jij houdt je bezig. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich bezighouden
    • Hij houdt zich bezig. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zich bezighouden
    • Houdt je bezig! 

Gangbaarheid