horten
- hor·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
horten |
hortte |
gehort |
zwak -t | volledig |
- onovergankelijk haperen, schokken
- overgankelijk aansporen (bijv. van een paard: hortsik)
- De hort op zijn
op pad zijn
de horten mv
- Het woord horten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "horten" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[5] |