• hor·jä·ga·re
  • Samenstelling van de Zweedse zelfstandige naamwoorden hora en jägare
Naar frequentie 206821
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   horjägare     horjägaren     horjägare     horjägarna  
genitief   horjägares     horjägarens     horjägares     horjägarnas  

horjägare, g

  1. (informeel), (pejoratief) hoerenjager