hopoogst
  • hop·oogst
enkelvoud meervoud
naamwoord hopoogst hopoogsten
verkleinwoord hopoogstje hopoogstjes

de hopoogstm [1]

  1. (landbouw) het van het veld halen van de gekweekte hop
     Brouwerij Koningshert uit Drachten was al van plan om een biertje te maken met streekproduct cichoreiwortel, maar zette in 2016 extra vaart achter hun Cicho Amber Ale. "Eind 2015 kregen we berichten dat de hopoogst tegenviel. Toen dacht ik: 'Dit is het moment om met cichoreiwortel te brouwen.'"[2]
     Een van de oorzaken is al genoemd: een beroerde hopoogst. Van Rooij: ,,Het was een extreem droge zomer. Daardoor is bijvoorbeeld in Engeland en Duitsland minder geoogst. Ook het zuurgehalte van de hop, dat de bitterheid bepaalt, is minder dan normaal. Op de hopmarkt is een groot deel van de oogst vooraf contractueel vastgelegd door de grote brouwerijen. De Heinekens, de Krombachers. ,,70 tot 80 procent is al verkocht. Normaal gesproken is dat geen probleem. Voor kleinere brouwers kopen we op de spotmarkt de hop die overblijft. Maar als maar 50 tot 60 procent van de verwachte opbrengst geoogst wordt, heb je een probleem.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “De hop droogt op, dus drink je nu bier met dennentoppen en cichoreiwortel” (woensdag 2 augustus 2017, 16:15), NOS
  3.   Weblink bron
    Sander van Mersbergen
    “Daar gaat je speciaalbiertje; de hop is op!” (11-01-2017), Tubantia