[2] hoogstand
  • hoog·stand
enkelvoud meervoud
naamwoord hoogstand hoogstanden
verkleinwoord hoogstandje hoogstandjes

de hoogstandm

  1. iets van uitzonderlijk goede kwaliteit
    • De Hymer B-MC is dé primeur tijdens de Kampeer en Caravan Jaarbeurs die van 10 t/m 14 oktober in Utrecht wordt gehouden. Tijdens de beurs wordt dit technische hoogstandje voor het eerst aan het Nederlandse publiek getoond en verder zijn er tientallen andere nieuwe modellen te bewonderen. [2] 
    • Arsenal grossierde in 'hoogstandjes' maar de 3-1 was er een die je normaal alleen in een computerspel ziet. De bal ging vloeiend van schijf naar schijf via kopballen, een hakje in de lucht en strakke passjes en belandde zo bij Ramsey. De technische middenvelder voltooide de aanval doeltreffend en in stijl door de bal achteloos met een hakje achter zijn standbeen in het doel te tikken. [3] 
  2. (sport) bij turnen een stand van het lichaam waarbij de sporter op de handen staat en de beide benen naast elkaar omhoog wijzen
93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]