• hoofd·rol
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdrol hoofdrollen
verkleinwoord hoofdrolletje hoofdrolletjes

de hoofdrolv / m

  1. (toneel), (filmkunst) de centrale figuur in een draaiboek of toneelstuk
    • Hij speelde niet de hoofdrol in dat stuk, maar zijn toneelspel maakte toch grote indruk. 
  2. (figuurlijk) de belangrijkste handelende persoon of zaak
    • Voor DTC'07 is doorgaans geen hoofdrol weggelegd in de competitie. De fusieclub uit Lattrop en Tilligte moet vaak tevreden zijn met een rol als middenmoter in de vijfde klasse. Maar dit seizoen is er hoogstwaarschijnlijk veel meer mogelijk. [1] 
     Hoewel de feesten de hoofdrol spelen, hebben ook enkele andere inspirerende en schilderachtige figuren een plaats gekregen. Zoals Franciscus, Hieronymus en Christofoor, die de hele wereld (het Christuskind) op zijn schouder draagt.[2]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tubantia Stefan Wegdam 15-12-18 DTC’07 doet eindelijk mee om de prijzen
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 7
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be