Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoofd·on·der·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdonderzoeker hoofdonderzoekers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de hoofdonderzoekerm

  1. Persoon die aan het hoofd van het onderzoek staat
  2. onderzoeker van hoofden
Vertalingen

Gangbaarheid