• hoofd·kleur
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdkleur hoofdkleuren
verkleinwoord

de hoofdkleurv / m [1]

  1. een van de primaire kleuren
  2. de voornaamste of meest in het oog springende kleur
     Een outfit mag ook wit of grijs zijn, maar zwart blijft de hoofdkleur. Felgekleurde shirts worden daarom door sommige verkopers in een bak met zwarte verf gedompeld.[2]
     Het tientje is verticaal en de hoofdkleur is geel. De handen van een dirigent staan erop, met in de rechterhand een dirigeerstok. Daaronder staat een wereldbol met tijdzones.[3]
     De tafel is gedekt met servetten die waren gevouwen als een 'Hollandse muts'. De bloemen hebben ter ere van het Nederlandse bezoek oranje als hoofdkleur.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Ook gele jurkjes zijn in rouw gedompeld in Thailand” (woensdag 19 oktober 2016, 10:39), NOS
  3.   Weblink bron “Zwitsers tientje is mooiste bankbiljet ter wereld” (zaterdag 7 april 2018, 09:17), NOS
  4.   Weblink bron “Staatsbanket met Stuart-diamant en 'Hollandse mutsen'” (dinsdag 23 oktober 2018, 21:55), NOS