Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·ning·zui·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord honingzuiger honingzuigers
verkleinwoord honingzuigertje honingzuigertjes

Zelfstandig naamwoord

de honingzuigerm

  1. diertje wiens voeding bestaat uit het zuigen van honing
  2. (zangvogels) een familie Nectariniidae   van vogels uit de orde zangvogels
Hyponiemen


Gangbaarheid

Meer informatie