Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·twee·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen honderdtweejarig
verbogen honderdtweejarige
partitief honderdtweejarigs

Bijvoeglijk naamwoord

honderdtweejarig

  1. 102 jaren durend
    • Gedurende dit honderdtweejarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 102 jaar
    • Het honderdtweejarig vrouwtje was niet onder de indruk van de inbreker. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid