102-jarig
- 102-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 102-jarig |
verbogen | 102-jarige |
partitief | 102-jarigs |
102-jarig
- 102 jaren durend
- Gedurende dit 102-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden.
- met de leeftijd van 102 jaar
- Het 102-jarig vrouwtje is de oudste inwoner van de gemeente.
- Het woord '102-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.