• 102-·ja·ri·ge

102-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 102-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 102-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 102-jarige 102-jarigen
verkleinwoord

de 102-jarigev / m

  1. persoon die 102 jaar oud is of iets dat 102 jaar bestaat
    • De 102-jarige is de oudste inwoonster van de stad.