honderdnegentienjarig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·ne·gen·tien·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen honderdnegentienjarig
verbogen honderdnegentienjarige
partitief honderdnegentienjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

honderdnegentienjarig

  1. 119 jaren durend
    • Gedurende dit honderdnegentienjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 119 jaar
    • Het honderdnegentienjarig vrouwtje is nu de oudste mens ter wereld. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid