• hon·derd·hoek
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdhoek honderdhoeken
verkleinwoord - -

de honderdhoekm

  1. (filosofie) meetkundige figuur met honderd zijden en hoeken
      Suzie Slim heeft een kwis [sic!] gewonnen. Als beloning krijgt ze honderd genummerde pionnen die ze op de hoekpunten van een regelmatige honderdhoek moet plaatsen. Ze verdient dan voor elk van de honderd zijden een bedrag in centen dat gelijk is aan het produkt van de nummers van de twee pionnen die op de aangrenzende hoekpunten staan.[1]
  1.   Weblink bron Pythagoras Olympiade : PO 57 in: Pythagoras, jrg. 22 nr. 4 (februari 1983), Wolters Noordhoff, Groningen, p. 61