honderdentwintig
0 | 1 | 2 | 0 |
honderdentwintig,
op een abacus
op een abacus
- Geluid: honderdentwintig (hulp, bestand)
- IPA: / ˌhɔndərtɛnˈtwɪntəx / (5 lettergrepen)
- hon·derd·en·twin·tig
honderdentwintig
- "120", langere vorm van honderdtwintig, honderd plus twintig
- om een hoeveelheid aan te geven
- De inzameling heeft honderdentwintig euro en vijftig cent opgebracht.
- om een plaats in een volgorde aan te geven
- De hoofdprijs van de verloting valt op lot honderdentwintig.
- om een hoeveelheid aan te geven
- honderdtwintig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "honderdentwintig" wordt zelden gebruikt)[1] [2]
rangtelwoord
hooftelwoord samengesteld met "honderdentwintig" ht als linkerdeel
- Het woord honderdentwintig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron W. Haeseryn e.a.“7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
- ↑ Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)