Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·den·kot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hondenkot hondenkoten
hondenkotten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het hondenkoto

  1. verblijf geschikt voor de huisvesting van honden
  2. (figuurlijk) klein gebouw van slechte kwaliteit dat eigenlijk ongeschikt is voor menselijke bewoning
    • ,,Alle projecten waar ik de voorbije zeven jaar in Kroatië geld heb ingestoken, liepen faliekant af, aldus de 34-jarige Ivanisevic, die eraan toevoegde dat zijn problemen vooral te wijten zijn aan corruptie. ,,Ik heb geen lidkaart van een politieke partij en zit niet in een lobby- of drukkingsgroep. Je kan in Kroatië nog geen hondenkot bouwen zonder er steekpenningen voor te betalen en dat heb ik niet gedaan [2] 
    • Er zullen na deze zomer op de Markt dan toch frietjes te smikkelen zijn. Aan het stadhuis komt een frituur in een esthetische maar sobere box, een smulbox. Toch zal er slechts één frituur staan in plaats van twee. De frituurhouders zijn absoluut niet opgezet met wat ze zelf een hondenkot noemen. [3] 
    • Voor zo'n schuilplaats werden ronkende namen bedacht als 'Villa Germaine' of 'Chalet des Mittrailleurs'. Anderen heetten 'In den lustigen Beer', 'Ons hondenkot' of 'Villa laat ons gerust'. Een schuilplaats die door water omgeven was kreeg de naam 'Ons waterkasteel'. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen