• ho·mo·io·te·leu·ton
enkelvoud meervoud
naamwoord homoioteleuton homoioteleutons
homoioteleuta
verkleinwoord - -

het homoioteleutono

  1. (letterkunde) stijlfiguur waarbij twee of meer woorden, zinsdelen, regels of verzen met exact dezelfde uitgang direct op elkaar volgen
    Omdat in het Grieks en Latijn veel gelijkklinkende uitgangen worden gebruikt, kwam deze manier van dichten in de oudheid nogal banaal over.
     Erger kan het niet, maar nee, in de zestiende-eeuwse sonnetten, van Bellay en Shakespeare, wordt het homoioteleuton, het rijm, systematisch, en niet slechts ‘gelegentlich’ toegepast![2]
  2. (codicologie) fout die ontstaat bij het overschrijven van manuscripten, als de kopiist ongemerkt verspringt naar een identiek stukje tekst op een andere plaats
  1.   Weblink bron “Algemeen letterkundig lexicon : homoioteleuton” (vanaf 2012) op dbnl.org  
  2.   Weblink bron
    J.P. Guépin
    “De beschaving.” (1983), Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 9060199529, p. 298