homen
- ho·men
- eponiem, van Jiddisch המן zn (homen) dat verwijst naar המן en (Homen) van Hebreeuws הָמָן en (Haman), vermoedelijk van Oudperzisch 𐎡𐎶𐎴𐎡𐏁 (Imāniš) "de grote": Haman uit de Bijbel in het boek Ester 3:1 en verder [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | homen | homens |
verkleinwoord |
homen
- haman (Hebreeuws-Nederlands)
- Het woord 'homen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.