hoesten
- hoes·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hoesten |
hoestte |
gehoest |
zwak -t | volledig |
hoesten
- inergatief een reflexmatige explosieve uitademing, die ontstaat bij prikkeling van de luchtwegen en deze reinigt van slijm en vreemde voorwerpen
- Hij was verkouden en hoestte enorm.
- ▸ Volgende week ga ik, denk ik, gewoon naar kantoor, we zitten daar maar met een man of vier. Maar als iemand straks hard gaat hoesten in de trein zonder zijn mond te bedekken – en dat gebeurt nogal eens – ga ik wel ergens anders zitten.[1]
1. een reflexmatige explosieve uitademing, die ontstaat bij prikkeling van de luchtwegen en deze reinigt van slijm en vreemde voorwerpen
- Het woord hoesten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoesten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Charlotte Huisman“Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be