hoestschaamte
- hoest·schaam·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoestschaamte | |
verkleinwoord |
de hoestschaamte v
- de schaamte die iemand zelf heeft als die moet hoesten, omdat andere mensen mogelijk kunnen denken dat iemand ziek is en anderen door diegene besmet kunnen raken
- Tijdens de coronapandemie hadden veel mensen last van hoestschaamte.