• hoe·ren·zooi
enkelvoud meervoud
naamwoord hoerenzooi
verkleinwoord

de hoerenzooiv / m

  1. ellendige toestand
    • We hebben nu al drie wedstrijden op rij verloren. Wat een hoerenzooi. 
  2. waardeloze entiteit
    • Deze hoerenzooi breng ik terug naar de winkel.