hocus pocus
- Geluid: hocus pocus (hulp, bestand)
- IPA: / ˌhokʏsˈpokʏs / (4 lettergrepen)
- ho·cus po·cus
- In de betekenis van ‘toverformule: tussenwerpsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1644 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hocus pocus | |
verkleinwoord |
de hocus pocus m
- geheimzinnige en raadselachtige manier van doen
- Met een zwaar hoofd word ik wakker. Ik moet theelichtjes voor Julia kopen, schiet door me heen, zodat ze bij me is. Wat maakt het uit hoe je dat noemt, bijgeloof, magisch denken, hocus pocus. Primitief, irrationeel, m'n rug op. Achter mijn ogen beginnen de tranen weer te branden, dan biggelen ze stil als een naschok over mijn wangen.[4]
- Ik wist wel dat je naar me zou luisteren. Al kon ik natuurlijk niet vermoeden dat je die Japanse hocus-pocus nodig had om tot inzicht te komen.' [5]
- hocus-pocus (officiële spelling tot 2006)
1. geheimzinnige en raadselachtige manier van doen
hocus pocus
- (magie) toverspreuk gebruikt door goochelaars
- Hocus pocus ik verander de roos in een crocus.
- Het woord hocus pocus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hocus pocus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ pocus#hl1 "hocus pocus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Bok, Pauline deDe Jaagster 2014 ISBN 978-90-254-4091-6 pagina 60
- ↑ Jong, Rijk deEn weer zat er een Paul Newman in de keuken 2014 ISBN 978-94-6068213-1pagina 108