Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • his·pa·nic
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels Hispanic, zelfstandig gebruikt als verkorting van Hispanic American "afkomstig van of betrekking hebbend op Spaans sprekende landen in Zuid- en Midden-Amerika"
enkelvoud meervoud
naamwoord hispanic hispanics
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de hispanicm

  1. (demoniem) bewoner van de Verenigde Staten die roots heeft in Midden- en Zuid-Amerika
    • De jury bestaat nu uit acht zwarten, drie blanken en één hispanic. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen