• hik·ke·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hikkerig hikkeriger hikkerigst
verbogen hikkerige hikkerigere hikkerigste
partitief hikkerigs hikkerigers -

hikkerig

  1. op een hikkende, stotende manier
    • Hij heeft echter deze bronnen niet op hun waarde getoetst (tenzij in de meer recente periode sedert de heroprichting van het NTG in 1965) en dat heeft hem tot een hikkerig kortschrift gedwongen, waar slechts heel vaag (en doorgaans zonder nadruk of reliëf) enkele rode draden doorheen lopen. [1] 
    • Die zich beroest aan muziek uit het conservenblik; die het orgel, eens de koning der instrumenten, dat met engelenstemmen vulde de ten hemelstrevende zuilengangen en kruisgewelven van het Godshuis, onttroond heeft en in de bioscoopzaal heeft verwrongen tot het huilerig, krolsch, wee en hikkerig apparaat, dat den muzikalen achtergrond levert bij zoo ontstellend-intelligente leuzen als: ‘Dobbelman-lekker man!’ of ‘Wees slim, gebruik glim’. [2] 
79 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[3]
  1. Carlos Tindemans [tijdschrift] Streven [1947-1978] Forum
  2. FRANZ HANNEMA. (1937)– [tijdschrift] Gemeenschap, De Geestelijk leven Devaluatie der metaphysiek.
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be