heruitzending
- her·uit·zen·ding
- Naamwoord van handeling van heruitzenden met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heruitzending | heruitzendingen |
verkleinwoord |
de heruitzending v
- herhalen van een radio- of televisieprogramma
- Vanavond begint op Canvas een nieuwe interviewreeks met kinderen uit ‘zwarte families’. Arte brengt dan weer de slag om Verdun uit de Eerste Wereldoorlog opnieuw tot leven. In het lichtere oorlogsgenre heeft mannenzender Caz heruitzendingen van M*A*S*H.[2]
- De extra 'FAROEK'is te zien op zondag om 13.45 uur. Dinsdag is er een heruitzending om 22.30 uur. In een tweede reportage wordt de avond van 13 november gereconstrueerd via getuigenissen van slachtoffers en politie.[3]
- [1] herhaling, wederuitzending
1.
- Het woord heruitzending staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heruitzending" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 07/11/2017 Waarom de collaborateurs deden wat ze deden
- ↑ de Standaard 11/11/2016 om 07:14 “Salah Abdeslam smokkelde minstens tien terroristen ons land binnen'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be