heruitzenden
- her·uit·zen·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
heruitzenden |
zond opnieuw uit (zond heruit) (bijzin) heruitzond |
heruitgezonden |
klasse 3 | volledig |
heruitzenden
- overgankelijk een televisieprogamma opnieuw uitzenden
- Zij besloten het programma heruit te zenden.
- Gescheiden vormen zoals "ik zond heruit" zijn schaars en worden dikwijls omschreven met opnieuw.
- Het woord heruitzenden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.