• herts·ho·ren
enkelvoud meervoud
naamwoord hertshoren hertshorens
verkleinwoord - -

de hertshorenm

  1. (zoötomie) hard en vaak vertakt uitsteeksel aan de kop van mannelijke herkauwende zoogdieren uit de familie Cervidae  
     Vervolgens bezoekt Faust de roomse Keizer Karel die vol lof is over de bekwame tovenaar als die in staat blijkt Alexander de Grote inclusief schone partner voor hem op te roepen. Een sceptische ridder wordt bij die gelegenheid door Faust van hertshorens voorzien; de ridder pleegt later een vergeefse aanslag op zijn plaaggeest.[1]
  1.   Weblink bron
    August Hans den Boef
    John Faust of een Engelstalige Faust-traditie in: Bzzlletin., jrg. 27 nr. 248 (september 1997), BZZTôH, Den Haag, ISBN 905501446X, p. 38