hersencel
  • her·sen·cel
enkelvoud meervoud
naamwoord hersencel hersencellen
verkleinwoord

de hersencelv / m

  1. cellen waaruit de hersenen zijn opgebouwd en dan met name de neuronen van de hersenen
    • Hersencellen hebben dendrieten waar prikkels de cel binnenkomen en axonen waar de hersencel weer andere hersencellen prikkelt. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]