• herfst·bloem
enkelvoud meervoud
naamwoord herfstbloem herfstbloemen
verkleinwoord

de herfstbloemv / m

  1. plant die in de herfst bloeit
     Ik plukte een late herfstbloem en gaf hem haar.[2]
     De herfstbloemen doen het nu goed. Oranje en rode kleuren, vooral chrysanten. Die zijn helemaal van nu,. Ik heb er afgelopen week een stuk of tachtig verkocht.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  3.   Weblink bron “Hardlopers: Chrysanten in herfstkleuren” (02 okt. 2014), De Telegraaf