herenlaars
  • he·ren·laars
enkelvoud meervoud
naamwoord herenlaars herenlaarzen
verkleinwoord herenlaarsje herenlaarsjes

de herenlaarsv / m

  1. (schoeisel) schoen met een hoge schacht die gemaakt is voor mannen
     Aan de muur hangen jassen, op de grond liggen schoenen, bij binnenkomst achteloos van voeten geschopt. Herenlaarzen, damessandalen, de pantoffels van een klein kind. Alles ziet eruit alsof hier net nog een gezin de deur in of uit is gegaan.[2]