herdersjongen
  • her·ders·jon·gen
enkelvoud meervoud
naamwoord herdersjongen herdersjongens
verkleinwoord herdersjongentje herdersjongentjes

de herdersjongenm [1]

  1. jonge man de werkt als een herder
     Toen hij nog een herdersjongen was, heb ik hem eens een goudstuk gegeven omdat hij me de weg had gewezen.[2]
     'En tot welke klasse van de maatschappij behoorde hij?' `Hij was een eenvoudige herdersjongen op de boerderij van de graaf van San Felice, tussen Palestrina en het Gabiimeer.[2]
     Dit jaar nam Van der Staaij niets mee maar vertelde hij uitgebreid over het Bijbelse verhaal van David en Goliath, waarin een herdersjongen erin slaagde om de reus te verslaan met een steen. Van der Staaij wil benadrukken dat kleinere groeperingen het ook lukt om de "grote reuzen" aan te pakken. "Het gaat om de menselijke maat."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 2,0 2,1 De graaf van Monte-Cristo”   (2007), L.J. Veen  , ISBN 9789020413021
  3.   Weblink bron “Eerste dag van Prinsjesdagdebat voorbij: Kamer wil extra geld voor wooncrisis” (Donderdag 23 september 2021, 00:52), NOS