• her·ders·hut
enkelvoud meervoud
naamwoord herdershut herdershutten
verkleinwoord herdershutje herdershutjes

de herdershutv / m

  1. kleine woning waarin een herder kan overnachten in de buurt van zijn kudde
     Hoe een kachelbouwer uit Geesteren in de Italiaanse alpen terecht komt? „Via een Nederlander uit Leiden, die deze berghut gekocht heeft. Hij houdt erg van bergwandelen en kwam de herdershut tegen tijdens een van zijn tochten. Hij besloot de hut te kopen en op te knappen.”[2]
     Het onderzoek start vandaag op Schiermonnikoog, waar de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) een permanent station heeft, de Herdershut.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Achterhoekse kachel met heli naar berghut” (19-07-2014), Tubantia
  3.   Weblink bron “Op Schiermonnikoog liggen de plastic korrels tussen de hazenkeutels” (09-01-2019), NOS