• he·li·port
enkelvoud meervoud
naamwoord heliport heliports
verkleinwoord

de heliportm

  1. (luchtvaart) vliegveld voor helikopters
     Naast de heliport was een oranje windzak aan een lange paal.[2]
     De helikopters met elk drie personen aan boord landden zondag op de heliport van Amsterdam en stegen een dag later weer op om naar Texel te vliegen. Vanaf dat moment ging er van alles mis, zegt de politie.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Lee Child
    “De rekening” (2023), Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam, ISBN 9789021033785, hfst. 69
  3.   Weblink bron “Franse helikopterpiloten beboet voor fratsen in Noord-Holland” (1 mei 2018), NOS


enkelvoud meervoud
heliport heliports

heliport

  1. (luchtvaart) helihaven, heliport
93 % van de Amerikanen;
94 % van de Britten.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be