hekdavit
- hek·da·vit
- samenstelling van hek en davit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hekdavit | hekdavits |
verkleinwoord | hekdavitje | hekdavitjes |
de hekdavit m
- (scheepvaart) elk van de twee (draaibare) ijzeren stangen op de achterkant van de boot waaraan de heksloep gehangen kan worden
- Dit woord wordt vrijwel uitsluitend gebruikt in de meervoudsvorm: hekdavits.
1. elk van de twee (draaibare) ijzeren stangen op de achterkant van de boot waaraan de heksloep gehangen kan worden
- Het woord 'hekdavit' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.