• hek·da·vits

de hekdavitsmv de hekdavitsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hekdavit
  2. alleen meervoud (scheepvaart) set van twee (draaibare) ijzeren stangen op de achterkant van de boot waaraan de heksloep gehangen kan worden
     Achter aan hekdavits hangt de vlet, welke vele malen verloren is gegaan, doordat zij door de zeeën werd weggeslagen.[1]
  1.   Weblink bron
    X
    Een en ander over Hr. Ms. zeilschoener "Argus" en over de vorming tot zeeman. in: Marineblad, jrg. 15 nr. 9 (1900), Vereniging van Marine-officieren, p. 919