heenvaart
- heen·vaart
- samenstelling van heen bn en vaart zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heenvaart | heenvaarten |
verkleinwoord | heenvaartje | heenvaartjes |
- deel van een reis waar men naar een vastgesteld doel heenvaart
- (figuurlijk) het overlijden, de dood
- [1] terugvaart
vervoeging van |
---|
heenvaren |
heenvaart
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heenvaren
- ... dat jij heenvaart.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heenvaren
- ... dat hij heenvaart.
- Het woord heenvaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.