• heen·vaart
enkelvoud meervoud
naamwoord heenvaart heenvaarten
verkleinwoord heenvaartje heenvaartjes

de heenvaartv / m [1]

  1. deel van een reis waar men naar een vastgesteld doel heenvaart
  2. (figuurlijk) het overlijden, de dood
vervoeging van
heenvaren

heenvaart

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heenvaren
    • ... dat jij heenvaart. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heenvaren
    • ... dat hij heenvaart.