heen-en-weer
Niet te verwarren met: heen en weer |
- Geluid: heen-en-weer (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhenənˌwer / (3 lettergrepen)
- heen-en-weer
- (samenkoppeling) ontstaan uit de bijwoordelijke uitdrukking heen en weer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heen-en-weer | heen-en-weers |
verkleinwoord | heen-en-weertje | heen-en-weertjes |
de heen-en-weer m
- trein- of bootkaartje voor een reis in beide richtingen
- Mag ik een heen-en-weertje van u?
- schip dat een veerdienst over een rivier verzorgt
- (naaiwerk) dicht op elkaar herhaalde steken om af te hechten
- [1] enkeltje
heen-en-weer o
- telkens herhaalde beweging tussen twee toestanden
- ▸ Blaren achter op de hiel ontstaan door het heen-en-weer van de schoen ten opzichte van de hiel dat de sok als schuifkrachten op de huid overdraagt.[1]
- (figuurlijk) geërgerde nervositeit door een telkens terugkerende prikkel
- ▸ Toen ik afgelopen zaterdag, de dag waarop mijn benoeming bekend werd gemaakt, na een hectische middag vol interviews met de trein huiswaarts wilde keren, zei de secretaresse van het bisdom Groningen: "Durft u dat wel aan? U bent nu door de media een publieke figuur". Vanmorgen bij het kopen van een treinkaartje naar Groningen, is het al gelijk raak. De man aan het loket: "Hé, bent u niet die nieuwe bisschop van Groningen? U heet toch Wim eh, Wim eh ..." Ja, Eijk, vul ik aan. Mij bekruipt een zekere onrust. Krijg het heen-en-weer, als dat de hele dag zo blijft.[2]
- Het woord heen-en-weer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Karel Knip“Wandelen zonder blaren maar mét zwarte tenen” (29 september 2017) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Wim Eijk“Hollands Dagboek: Wim Eijk” (31 juli 1999) op nrc.nl