Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: heen en weer


  • heen-en-weer
enkelvoud meervoud
naamwoord heen-en-weer heen-en-weers
verkleinwoord heen-en-weertje heen-en-weertjes

de heen-en-weerm

  1. trein- of bootkaartje voor een reis in beide richtingen
    • Mag ik een heen-en-weertje van u? 
  2. schip dat een veerdienst over een rivier verzorgt
  3. (naaiwerk) dicht op elkaar herhaalde steken om af te hechten

heen-en-weer o

  1. telkens herhaalde beweging tussen twee toestanden
     Blaren achter op de hiel ontstaan door het heen-en-weer van de schoen ten opzichte van de hiel dat de sok als schuifkrachten op de huid overdraagt.[1]
  2. (figuurlijk) geërgerde nervositeit door een telkens terugkerende prikkel
     Toen ik afgelopen zaterdag, de dag waarop mijn benoeming bekend werd gemaakt, na een hectische middag vol interviews met de trein huiswaarts wilde keren, zei de secretaresse van het bisdom Groningen: "Durft u dat wel aan? U bent nu door de media een publieke figuur". Vanmorgen bij het kopen van een treinkaartje naar Groningen, is het al gelijk raak. De man aan het loket: "Hé, bent u niet die nieuwe bisschop van Groningen? U heet toch Wim eh, Wim eh ..." Ja, Eijk, vul ik aan. Mij bekruipt een zekere onrust. Krijg het heen-en-weer, als dat de hele dag zo blijft.[2]
  1.   Weblink bron
    Karel Knip
    “Wandelen zonder blaren maar mét zwarte tenen” (29 september 2017) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Wim Eijk
    “Hollands Dagboek: Wim Eijk” (31 juli 1999) op nrc.nl