hecht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hecht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘stevig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1750 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hecht | hechter | hechtst |
verbogen | hechte | hechtere | hechtste |
partitief | hechts | hechters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
hecht
- innig verbonden, moeilijk van elkaar te scheiden
- De hechte verbinding die deze lijm verleent maakt het gebruik ervan erg aantrekkelijk.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
hechten |
hecht
Gangbaarheid
- Het woord hecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "hecht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |