healing
  • hea·ling
  • uit het Engels, vanaf 1985 (zie vindplaats hieronder) ook aangetroffen als Nederlands woord; als (onderdeel van een) Engels woord komt het al vanaf het eind van de 19e eeuw in Nederlandse teksten voor
enkelvoud meervoud
naamwoord healing healings
verkleinwoord

de healingv / m

  1. geheel van therapeutische en paranormale handelingen die men onder behandeling van een alternatief therapeut ondergaat of als zelftherapie uitvoert
    • Al bijna tien jaar leidt Nicole de Haas het centrum voor mediumschap en healing in een vleugel van de Zwanenhof. Binnenkort breidt ze uit met een museum en bibliotheek. "Laagdrempelig, want iedereen moet zich hier welkom voelen." [1]
    • De sociale dienst moet nu tijdelijk bijspringen, want de nieuwe activiteiten van de groep (een meditatieruimte waar les wordt gegeven in healing, yoga en rebirthing-therapie) leveren nog niet genoeg op om van te leven. [2]
    • "(…) Ach, geestelijke kwakzalverij. Het is eigenlijk een paradox. Kwaliteit krijgt toch wel voet aan de grond. Ik ben daar niet zo bang voor. Die kwaliteit moetje hebben om de limiet te halen." Maar, voegt hij eraan toe, de Nederlandse vereniging voor rebirthing beraadde zich onlangs over de vraag hoe een barrière tegen de kwakzalverij op te werpen door normen aan de rebirthers te stellen. De groeisector ("ik zeg liever healing") staat toch al aan veel kritiek bloot en beunhazerij zou de rebirthing alleen maar een slechte naam kunnen bezorgen. [3]
92 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]