haringsla
- ha·ring·sla
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haringsla | |
verkleinwoord |
- een salade van haring, rode biet, appel en aardappel
- “Afgelopen”, zegt de nuchterste van ons. “De fles is op slot. We gaan haringsla eten, zoals toen we zestien waren, op kerstavond, bij onze grootouders, omhelzen elkaar en lezen verder in de dagboeken van Thomas Mann, van zijn laatste levensjaren.” [2]
- Je snijdt de haring in brokjes en daarna komt meteen de rode biet. Haringsla moet altijd met rode biet. Die koop je gekookt en dan haal je de schil eraf en snijdt hem in stukjes. Lang of kort, dik of dun, net wat je lekker vindt. Je doet er ook stukjes rauwe appel bij en stukjes gekookte aardappel. Dat plak je allemaal aan elkaar met een paar eetlepels mayonaise. [3]
1. een salade van haring, rode biet, appel en aardappel
- Het woord 'haringsla' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "haringsla" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Alfred Kossmann 24 november 1995 Wij zijn door onze jaren gejaagd
- ↑ NRC Philip Mechanicus 13 oktober 2000 Roze haring, met bieslook
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be