hapschaar
- hap·schaar
- Ontleend aan het Franse happe-chair "agent die dieven aanhoudt" (een samenstelling van happer "vastpakken" en chair "vlees").[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hapschaar | hapscharen |
verkleinwoord | hapschaartje | hapschaartjes |
de hapschaar m
- Het woord 'hapschaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.