handboog
- Geluid: handboog (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhɑndbox / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɦɑnt.boχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɦɑnt.box/
- hand·boog
- samenstelling van hand en boog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handboog | handbogen |
verkleinwoord | handboogje | handboogjes |
de handboog m
- het deel van de pijl en boog dat men vasthoudt en niet wegschiet
- Hij neemt altijd zijn eigen handboog mee naar de pijl-en-boogschietlessen.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord handboog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.