Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hak·blok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hakblok hakblokken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het hakbloko

  1. werkbank, bestaande uit een zwaar blok hout waarop men kan hakken
    • de slager legde het karbonaadje op het hakblok en begon er flink op te meppen 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen