hagode
- ha·go·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hagode | hagodes |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) verhaal van de uittocht uit Egypte dat op seideravond wordt verteld
- (Jiddisch-Hebreeuws) boekje met dat verhaal waaruit op seideravond wordt gelezen
- Hebreeuws: hagada
- Het woord 'hagode' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.